Wordt longkanker door roken veroorzaakt?
Roken is in ieder geval de belangrijkste risicofactor.
Zo’n negentig procent van de mensen die longkanker krijgen, heeft gerookt. De laatste decennia zijn steeds meer vrouwen gaan roken. Dat is ongetwijfeld de reden waarom er nu zo veel meer vrouwen sterven aan longkanker.
Het bovenstaande betekent overigens niet dat negentig procent van de mensen die roken, longkanker krijgt. Je kunt het niet omdraaien. In oktober 2006 verscheen er een artikel in het American Journal of Epidemiology over een onderzoek naar het verband tussen roken en longkanker. Hierin staat dat het risico voor zware rokers om longkanker te krijgen, ligt op bijna 25 procent.
Hierbij moet wel aangetekend worden dat een zware roker in dit artikel wordt gedefinieerd als iemand die meer dan vijf sigaretten per dag rookt. In het dagelijks leven ziet iemand die zes sigaretten per dag rookt, zichzelf waarschijnlijk als een lichte roker.
Hoe meer sigaretten mensen roken, en hoe langer ze gerookt hebben, des te groter hun risico is om kanker te krijgen. Dat wordt wel in ‘pakjes-jaren’ uitgedrukt.
Tien jaar een pakje per dag, is tien pakjes-jaren. Tien jaar twee pakjes per dag is twintig pakjes-jaren.
Ook pijp en sigaren roken verhoogt het risico op longkanker, maar minder sterk dan sigaretten roken.
Ook meeroken verhoogt het risico op kanker. Iemand die in één huis woont met een roker, heeft 25 procent meer kans om longkanker te krijgen dan een andere niet-roker die niet-rokende huisgenoten heeft.
De volwassen niet-meerokende niet-roker bestaat eigenlijk nauwelijks. Hebben de meeste niet-rokers immers niet behoorlijk wat meegerookt in hun leven, op school, op het werk, in cafés en restaurants, in bioscopen en theaters in de pauze, overal eigenlijk.
Maar momenteel groeit er een generatie op van kinderen die vrijwel nooit meeroken, als hun ouders tenminste niet roken. Als ze dan zelf ook niet gaan roken, lopen deze kinderen in de toekomst veel minder risico op longkanker dan eerdere generaties.